DE OORLOG TEGEMOET
Een reactie plaatsen7 december 2020 door spanje3639
Een recensie van Gijs Mulder, universitair docent Spaanse taal en cultuur, Radboud Universiteit
Bijna vijfendertig jaar na De oorlog begon in Spanje (op deze website te vinden) is er een nieuwe monografie over de Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog verschenen, De oorlog tegemoet. De titels van beide boeken en daarmee de invalshoek lijken oppervlakkig gezien op elkaar, maar zijn behoorlijk anders. Waar in 1986 met De oorlog begon in Spanje de stelling naar voren werd gebracht – toen nog niet zo evident, nu algemeen aanvaard – dat de oorlog in Spanje waar Nederlandse antifascisten aan deelnamen behalve een burgeroorlog ook het begin was van de Tweede Wereldoorlog, gaat het de schrijvers van het nieuwe boek, Lodewijk Petram en Samuël Kruizinga, behalve om de Nederlandse Spanjestrijders ook om de vraag wat deze betrokkenheid voor Nederland (de overheid, de politiek, de media) betekende. Hun interesse betreft ook andere momenten in de geschiedenis waarop Nederlanders in een ander verband dan voor de krijgsmacht van hun eigen land een oorlog tegemoet zijn gegaan.
Historici Petram en Kruizinga, beiden in 2011 gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam, zeggen in hun verantwoording dat ze op het spoor van de Nederlandse Brigadisten zijn gebracht door Patrick Bassant die voor zijn historische roman De vlinder in de inktpot (ook dit jaar verschenen, er werd hier uitvoerig aandacht aan besteed) gebruikmaakte van de transcripties van de interviews met de Nederlandse brigadisten die de basis hebben gevormd voor De oorlog begon in Spanje. De onbekendheid met het onderwerp die hieruit spreekt zou je illustratief kunnen noemen voor de vergetelheid waarin de Spaanse Burgeroorlog in Nederland aan het raken is, zelfs onder Nederlandse historici. Zonder het uitputtend onderzocht te hebben, lijken nieuwe generaties in het Nederlandse middelbare schoolonderwijs geen kennis meer te nemen van deze om allerlei redenen relevante episode uit de geschiedenis, in de eerste plaats van die van Spanje maar ook van de rest van wereld, inclusief Nederland. Een nieuw Nederlandstalig publieksboek over de oorlog in Spanje voorziet dus in een behoefte, zeker als het gaat over de Internationale Brigades, die in het huidige tijdsgewricht, met de toenemende opmars van radicaal-rechts, de moeite waard zijn om je in te verdiepen.
De oorlog tegemoet is een informatief en grondig gedocumenteerd boek. De kracht zit hem vooral in het soepel lopende verhaal dat de auteurs hebben weten te smeden door een grote hoeveelheid, uiteenlopende bronnen en studies bijeen te brengen, en die aan te vullen met eigen archiefonderzoek. Aan alle relevante gebeurtenissen wordt aandacht besteed, waarbij de internationale ontwikkelingen kort maar adequaat worden geschetst. De geschiedenis komt tot leven met de persoonlijke lotgevallen van verschillende Spanjestrijders (vooral Piet Laros en Jef Last worden gevolgd), maar wat Petram en Kruizinga het meest interesseert is de manier waarop Nederland omging met de onderdanen die naar Spanje afreisden om mee te doen in de oorlog. Aan de hand van onderzoek in kranten en in de archieven van verschillende ministeries en de centrale inlichtingendienst laten ze zien hoe beducht de Nederlandse overheid en het grootste deel van de pers waren voor de Spanjegangers. Er was geen oog voor de internationale strijd tegen het fascisme, maar wel voor ‘gewetenlooze ronselaars’ (aldus de Telegraaf) die kwetsbare jongemannen onder valse voorwendselen naar Spanje lokten. Dat politie en justitie de wervingsactiviteiten op allerlei manieren hard de kop in probeerden te drukken was grotendeels een reactie op de overspannen berichtgeving en de geruchten over ronselarij, waarbij de CPN werd beschouwd als spil van een grootschalige ondergrondse samenzwering. Er is een directe lijn van de repressie waar het overheidsbeleid tijdens de oorlog op gericht was naar de behandeling die de teruggekeerde Spanjestrijders ten deel viel: Nederland was (naast Zwitserland) het enige land dat zijn veteranen staatloos maakte. Petram en Kruizinga komen tot de conclusie dat de ‘obsessie’ van de overheid met de Nederlandse brigadisten voortkwam uit een ‘diepgewortelde angst voor het ‘vreemde’’.
Twee andere onderwerpen die de auteurs in het slothoofdstuk onder de loep nemen komen minder goed uit de verf. Onbevredigend is de vergelijking met de Nederlandse Syriëgangers, die bij Petram en Kruizinga de interesse voor de geschiedenis van de Spanjestrijders wekte en die ze in de epiloog uitwerken met andere voorbeelden uit de geschiedenis. De vergelijking wordt opgehangen aan het wetenschappelijke begrip foreign fighters, waarmee mensen worden bedoeld die naar elders vertrekken om te gaan vechten voor een andere natie of entiteit, zeer tegen de zin van de overheid en het overgrote deel van de samenleving. Er zijn inderdaad overeenkomsten, maar niet zozeer tussen de brigadisten en jihadisten, als wel tussen de manier waarop er tegen hen aan werd gekeken en hoe er bij terugkeer met hen om werd gegaan. De auteurs hadden de Spanjestrijders beter geportretteerd als ze ook in waren gegaan op de vraag waarin de brigadisten uniek waren ten opzichte van de Syriëgangers, want de verschillen springen juist in het oog. De Spanjestrijders vochten in een regulier leger en vielen geen ongewapende burgers aan. Terwijl de jihadisten uit Nederland en vele andere landen die naar Irak en in Syrië reisden eerder een etnische groep vormden (ze kwamen uit andere Arabische landen of waren islamitische immigranten uit westerse landen) waren de brigadisten vooral ideologisch. De vrijwilligers die zich bij de Internationale Brigades aansloten kwamen uit 65 landen en waren van allerlei slag (communisten, anarchisten, socialisten, mensen uit het politieke midden, katholieken, protestanten, joden, moslims, atheïsten…), maar wat ze gemeen hadden was hun antifascisme.[1]
Een andere kwestie waar de schrijvers meer mee hadden kunnen doen is de vraag waarom Nederlanders (en de vrijwilligers uit al die andere landen) naar Spanje gingen om zich bij de Internationale Brigades aan te sluiten. Waarom voelden al die mensen zich zo betrokken bij de republiek van een land waar de meesten niks van wisten? Petram en Kruizinga geven vier verklaringen. Allereerst worden de werving (waarin de CPN een hoofdrol speelde) en persoonlijke netwerken genoemd. Een aannemelijke, maar ook onvolledige verklaring, al was het maar omdat volgens gegevens uit het archief van Internationale Brigades in Moskou, dat de schrijvers elders aanhalen, meer dan de helft van de Nederlandse brigadisten zich ‘partijloos’ noemde. De twee andere verklaringen (‘de Spanjestrijders wilden weg’; ‘ze zagen een rol voor zichzelf’) zijn even interessant als ongrijpbaar en daardoor ook onbevredigend. Petram en Kruizinga hadden hier kunnen inhaken op een visie die al enige jaren in verschillende publicaties naar voren wordt gebracht door Helen Graham. Deze Britse historica ziet de stroom antifascistische vrijwilligers die vanaf 1936 naar Spanje trokken als een gevolg van een massamigratie die na de Eerste Wereldoorlog was begonnen door de conflicten die her en der in Europa speelden tussen degenen die de oude hiërarchische structuren wilden bewaren en mensen die streefden naar sociale en politieke veranderingen. Deze conflicten brachten met name de stedelijke arbeidersklassen in beweging. De meeste brigadisten kwamen uit Europese landen of waren (kinderen van) migranten uit Europa. De Italianen, Duitsers en Oostenrijkers die zich aansloten bij de Internationale Brigades waren op de vlucht voor het fascisme dat zij aan den lijve hadden ondervonden, maar er waren meer landen die autocratisch, rechts-nationalistisch of reactionair bestuurd werden. Nederland behoorde daar op zijn eigen manier ook toe.[2]
Lodewijk Petram en Samuël Kruizinga, De oorlog tegemoet: Nederlanders en de strijd om Spanje, 1936-1939. Uitgeverij Atlas Contact, 2020.
[1] Zie ook: Paul Preston (2016). ‘Spain and Syria: beyond superficial comparisons’. The Volunteer, juni 2016.
[2] Zie: Helen Graham (2005). The Spanish Civil War. A very short introduction. Oxford University Press (p. 42 en 43). Graham werkt deze kijk op de oorlog in Spanje uit in 2020 (‘On historicising the war in Spain’, Contemporary European History 29, 268–271). Een verkorte versie hiervan is ‘Why do so many historians fail to understand the war in Spain?’, The Volunteer, november 2020.