Almudena Rubio en het archief van de CNT-FAI
Een reactie plaatsen1 maart 2022 door spanje3639
De Spaanse historica Almudena Rubio Perez leeft en werkt al 10 jaar in Amsterdam. Voor het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis controleerde ze het archief van de Spaanse anarcho-syndicalistische organisaties CNT/FAI over de periode van de Spaanse Burgeroorlog en maakte het gereed voor digitalisering. Nu dit werk er opzit interviewt Rik Vuurmans, medewerker van de website Spanjestrijders.nl, haar hierover.
Interview (oorspronkelijk in het Engels) Almudena Rubio (A.R.), op 7 februari 2022, door Rik Vuurmans (R.V.)
R.V.: Kun je me om te beginnen iets vertellen over je achtergrond, wat je hebt gestudeerd?
A.R.: Ik ben kunsthistoricus, ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd aan de Universidad Autónoma van Madrid. Maar ik was altijd al geïnteresseerd in de Spaanse Burgeroorlog. Het was ook een periode waarin ik een beetje geobsedeerd raakte door de strijd van de guerrilleros anti-franquistas in Cantabrië tijdens de dictatuur, beter bekend als de maquis. Maar later raakte ik geïnteresseerd in het anarchisme en de rol van de anarchisten tijdens de burgeroorlog. Dus toen ik in Amsterdam aankwam, ging ik direct naar het IISG Het was de perfecte plek.
R.V.: Dus je kwam hier om te studeren, om onderzoek te doen?
A.R.: Nee, ik kwam hier om andere redenen. Maar het was al mijn plan om het IISG te bezoeken.
Het IISG is heel belangrijk geweest in mijn leven hier in Amsterdam. Het was trouwens op het IISG waar ik voor het eerst Hanneke Willemse (recent overleden Spaanse Burgeroorlog specialist die een PhD heeft gedaan over de invloed van de Burgeroorlog in het Spaanse dorp Albalate de Cinca (R.V.)) ontmoette. We werden vrienden dankzij Octavio Alberola (een bekende anarchist (R.V.)), een gemeenschappelijke vriend. We aten samen op het IISG en ze stelde me daar aan wat mensen voor, bijvoorbeeld Kees Rodenburg, een “sleutelfiguur” in de relatie tussen het Nederlands Instituut en het Iberische anarchisme.
R.V.: En nu heb je hier een baan.
A.R.: Ja, maar dat was helemaal niet gemakkelijk.
R.V.: Wanneer ben je naar Amsterdam gekomen?
A.R.: Ik kwam in 2012 aan en begon rond 2013 bij het IISG.
Eerst werkte ik als vrijwilliger aan verschillende archieven. De Spaanse verzetscollectie was een hele mooie… De Antonio Téllez Photo Collection ook. Hij was een anarchist en een zeer interessant persoon (trouwens, vriend en kameraad van Octavio Alberola). Hij schreef verschillende boeken, voornamelijk over “guerrilla urbana” in Barcelona. Zijn fotocollectie is heel bijzonder. Het bevat veel portretten van anarchisten uit verschillende landen. En zeer fascinerende foto’s met betrekking tot de Angry Brigade (een Britse militante, anarchistische groep die in het begin van de jaren ’70 enkele aanslagen pleegde (R.V.). Terwijl ik aan die foto’s werkte, was het erg interessant om na te denken over de rol van fotografie in de anarchistische beweging. Daarna bood het IISG me aan om met de CNT/FAI-foto’s te werken en toen kreeg ik mijn eerste contract bij het instituut.
R.V.: Las cajas de Amsterdam?
A.R.: Nou, ja en nee. Inderdaad, de fotocollectie, samen met de rest van het anarchistische materiaal, werd aan het einde van de burgeroorlog opgeslagen in de houten kisten (toen bekend als cajas de Amsterdam) en naar Nederland gestuurd. Maar de dozen werden vele jaren geleden, in de zomer van 1980, geopend door Rudolf de Jong, de persoon die verantwoordelijk was voor de anarchistische afdeling van het instituut, hij is nu al een tijd met pensioen, en mensen van de CNT.
Hoe dan ook, ik begon aan de originelen te werken (ongeveer 2300 items) en daarna vertelden ze me over het bestaan van de negatieven. Ik herinner me nog de ochtend dat ik, samen met Joke, een hele fijne collega van het IISG, ook al met pensioen, de negatieven uit het magazijn op het IISG haalde. Ik kon het niet geloven. Duizenden celluloidnegatieven uit de burgeroorlog hadden al die jaren in die kamer gelegen zonder dat er iets mee was gedaan. Hoe was het mogelijk?
Ik bleef werken aan de collectie en catalogiseerde ook de nieuwe items. Tijdens het catalogiseren van de afdrukken heb ik ze ook bestudeerd. Maar de foto’s waren niet alleen opnames van de oorlog en de revolutie, ze hadden hun eigen geschiedenis en stelden hun eigen vragen. De eerste: waarom waren ze onbekend? En ten tweede, hoe waren deze belangrijke grafische documenten ongeschonden de tijd doorgekomen? Door te bladeren door de kranten van die periode en de beschikbare bibliografie te raadplegen, en ook andere archiefinstellingen te bezoeken, leerde ik geleidelijk het verhaal van het archief kennen.
Tijdens het proces controleerde ik de originele lijsten van de CNT-FAI-documenten die in 1939 in Parijs waren opgesteld, voordat de kratten naar het buitenland werden verzonden. Honderden fotografische glasplaten waren geregistreerd! Geweldig! Maar waar waren die platen? Later ontdekte ik de platen in twee dozen in een van de opslagruimtes van het Instituut, naast het materiaal dat wachtte om gecatalogiseerd te worden. In de daaropvolgende maanden werden 260 glasplaten aan het zoekhulpmiddel toegevoegd. Dus eindelijk is het Archivo Fotográfico de las Oficinas de Propaganda Exterior (het fotoarchief van het Propagandabureau Buitenland) teruggevonden! Nou ja, niet echt. Een deel van deze foto’s bevindt zich in het documentatiecentrum van de CNT, de Fundación Anselmo Lorenzo in Madrid.
R.V.: Het waren dus niet alleen de collecties van Kati Horna en Margaret Michaelis. Het is veel groter en ouder. Glasnegatieven zijn van begin 20e eeuw.
AR.: Ja, we hebben het over meer dan 2000 foto’s, meer dan 5000 negatieven en 270 glasnegatieven. We mogen niet vergeten dat dit materiaal zelf een archief was: la Archivo Fotográfico de las Oficinas de Propaganda Exterior.
R.V.: Het archief van het Buitenlandse Propagandabureau?
A.R.: Ja, aan het begin van de oorlog creëerde een groep buitenlanders verbonden aan de CNT-FAI de Sección Exterior, geleid door de Duitse anarchosyndicalist Augustin Souchy en gehuisvest in het gebouw van het Regionaal Comité aan de Via Laietana in Barcelona: “la casa CNT”. Vanaf de eerste weken van het conflict beschikte het kantoor over een Sección Gráfica, die zich richtte op fotografie als propagandawapen. De sectie zocht en kocht foto’s van onafhankelijke verslaggevers als de Catalaan Antoni Campañà. Maar ze hadden ook hun eigen interne fotografen, waaronder onze hoofdrolspeler: de Poolse fotografe Margaret Michaelis in 1936, en later de Hongaar, Kati Horna, als freelancefotograaf van januari tot juli 1937.
R.V.: Ik weet dat je twee jaar aan het CNT-FAI archief hebt gewerkt. Kun je me iets vertellen over die ervaring?
A.R.: Jazeker. Het IISG kreeg enorm veel geld van de organisatie Metamorfoze in Den Haag om het CNT-FAI-archief te digitaliseren. Het archief zou ergens buiten het instituut gedigitaliseerd worden en ze hadden iemand nodig om het materiaal daarvoor voor te bereiden. Ze boden me de baan aan en ik zei ja. Dus, van 2017 tot 2019, terwijl ik doorging met mijn onderzoek, tagde ik alle items van CNT/FAI-archief, papier voor papier, bijna 50 meter. Ik vond het heel interessant dat werk te doen.
Tegenwoordig is alles gedigitaliseerd en toegankelijk voor het publiek, maar niet online. Waarom? Het is geen besluit van het IISG. Hoe dan ook, deze baan was een buitengewone kans om in de archieven te duiken en de rol van de CNT-FAI in de burgeroorlog beter te leren kennen. Ik heb prachtige papieren, brieven, publicaties gevonden… En ook controversiële documenten, zoals het mandaat van de CNT-FAI aan Durruti om in november 1936 naar Madrid te gaan om te vechten. En natuurlijk heb ik enkele documenten gevonden die betrekking hebben op Kati Horna en haar officiële band met de CNT-FAI. Zeer uniek geval.
R.V.: Nou, je hebt veel werk verzet, je hebt de hele inhoud van de cajas de Amsterdam doorgenomen.
A.R.: Nou, ik denk het wel… Het fotoarchief en de papieren… Ik ben een gelukkig mens
R.V.: Maar het duurde even voordat de cajas de Amsterdam werd geopend.
A.R.: Zeker. Na een lange reis tijdens de Tweede Wereldoorlog, met tussenstops in Parijs, Harrogate en Oxford, bereikten de kratten in 1947 eindelijk Amsterdam. Maar daar bleven ze nog dertig jaar gesloten, waarin de CNT en FAI moeizaam overleefden tot de dood van dictator Franco. Toen werd de CNT weer legaal en probeerden ze zichzelf te herstellen als een “beweging”. Maar het was niet gemakkelijk, de CNT splitste zich in twee secties … Trouwens, beiden claimden de eigenaar te zijn van het archief … Maar dat is een zeer lang en verdrietig verhaal over het Spaanse anarchisme. Ik verzamelde al die tijd informatie om daarover te schrijven.
R.V.: Je werkt er al een behoorlijke tijd aan. Wat was het meest interessante dat je in de collectie vond?
A.R.: Nou, de brief over Durruti was een verrassing. Het was duidelijk dat CNT-FAI achter die beslissing stond, maar dit document was een officieel bewijs. De brieven van de Spaanse schrijver Pio Baroja aan de anarchistische feministe Ada Marti in de Spaanse Verzetscollectie waren een geweldige ontdekking omdat de brieven zelf zo mooi zijn. Maar natuurlijk zijn Margaret Michaelis en Kati Horna de mooiste ontdekking! En die twee vullen elkaar aan! Over het algemeen wekt Kati Horna meer interesse dan Michaelis. Misschien omdat Horna’s werk beter bekend is? Dat kan zo wezen… In dat verband is het relevant dat in 1998 Jordana Mendelson, curator van de tentoonstelling in Valencia over Michaelis, zich afvroeg waarom het werk van Margaret Michaelis zo “genegeerd” is.
Ik ben bang dat Kati boos zou zijn over deze afwijzing van haar collega [lacht]
RV: Margaret Michaelis ging samen met Emma Goldman (een beroemde frontvrouw van het Amerikaanse anarchisme die Spanje bezocht tijdens de Burgeroorlog (RV)) naar Albalate de Cinca om daar foto’s te maken. Wist Hanneke dat haar dorp, het onderwerp van haar promotie, werd bezocht door Margaret Michalis?
A.R.: Nee, dat wist ze niet. Maar ze was erg blij met mijn ontdekking. We spraken ook veel over haar ervaring in het dorp, over het fluisteren van de vrouwen (nog steeds bang om over de oorlog te praten), over Felix Carrasquer (een anarchistische Spaanse schrijver en pedagoog, geboren in Albalate de Cinca (R.V.). Het is fascinerend hoe dit verhaal door verschillende generaties reist.
R.V.: Ga je hierover schrijven?
AR: Nou, ik ben de tentoonstelling in Spanje aan het voorbereiden, hopelijk deze zomer, en er komt een catalogus in het Engels en het Spaans. Een paar jaar geleden heb ik over Kati Horna gepubliceerd. En het artikel over Michaelis kan ieder moment gepubliceerd worden. Maar je weet hoe de academie werkt… Ik wacht nog steeds. Hoe dan ook, het doctoraat is altijd in mijn gedachten, en de laatste tijd ook een biografie van Kati Horna.
R.V.: En komt de tentoonstelling naar Nederland?
AR: Ik hoop het. Maar alles is bemoeilijkt door de Covid-crisis. Natuurlijk zal ik mijn best doen om hier een goede tentoonstelling te organiseren. De tentoonstelling “Met anarchistische ogen: Margaret Michaelis en Kati Horna in de Spaanse Burgeroorlog” bij de OBA is slechts een heel klein deel van hun werk. Hij staat trouwens nog t/m 31 maart in de bibliotheek! Mensen mogen het niet missen!
R.V.: Je hebt ook een andere kant, je bent zangeres. Ben je nog steeds aan het optreden?
A.R.: Nee, ik besloot in december 2018 te stoppen en mijn eerste album voor te bereiden. Het is grappig, na tien jaar in Amsterdam te zijn geweest, als alles goed gaat, is de tentoonstelling klaar, de catalogus gepubliceerd en zal ik mijn eerste plaat uitbrengen. Dus het is klaar. Ik kan naar huis gaan [lacht]
De Spaanse historica Almudena Rubio Perez leeft en werkt al 10 jaar in Amsterdam. Voor het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis controleerde ze het archief van de Spaanse anarcho-syndicalistische organisaties CNT/FAI over de periode van de Spaanse Burgeroorlog en maakte het gereed voor digitalisering. Nu dit werk er opzit interviewt Rik Vuurmans, medewerker van de website Spanjestrijders.nl, haar hierover.
Interview (oorspronkelijk in het Engels) Almudena Rubio (A.R.), op 7 februari 2022, door Rik Vuurmans (R.V.)
R.V.: Kun je me om te beginnen iets vertellen over je achtergrond, wat je hebt gestudeerd?
A.R.: Ik ben kunsthistoricus, ik heb kunstgeschiedenis gestudeerd aan de Universidad Autónoma van Madrid. Maar ik was altijd al geïnteresseerd in de Spaanse Burgeroorlog. Het was ook een periode waarin ik een beetje geobsedeerd raakte door de strijd van de guerrilleros anti-franquistas in Cantabrië tijdens de dictatuur, beter bekend als de maquis. Maar later raakte ik geïnteresseerd in het anarchisme en de rol van de anarchisten tijdens de burgeroorlog. Dus toen ik in Amsterdam aankwam, ging ik direct naar het IISG Het was de perfecte plek.
R.V.: Dus je kwam hier om te studeren, om onderzoek te doen?
A.R.: Nee, ik kwam hier om andere redenen. Maar het was al mijn plan om het IISG te bezoeken.
Het IISG is heel belangrijk geweest in mijn leven hier in Amsterdam. Het was trouwens op het IISG waar ik voor het eerst Hanneke Willemse (recent overleden Spaanse Burgeroorlog specialist die een PhD heeft gedaan over de invloed van de Burgeroorlog in het Spaanse dorp Albalate de Cinca (R.V.)) ontmoette. We werden vrienden dankzij Octavio Alberola (een bekende anarchist (R.V.)), een gemeenschappelijke vriend. We aten samen op het IISG en ze stelde me daar aan wat mensen voor, bijvoorbeeld Kees Rodenburg, een “sleutelfiguur” in de relatie tussen het Nederlands Instituut en het Iberische anarchisme.
R.V.: En nu heb je hier een baan.
A.R.: Ja, maar dat was helemaal niet gemakkelijk.
R.V.: Wanneer ben je naar Amsterdam gekomen?
A.R.: Ik kwam in 2012 aan en begon rond 2013 bij het IISG.
Eerst werkte ik als vrijwilliger aan verschillende archieven. De Spaanse verzetscollectie was een hele mooie… De Antonio Téllez Photo Collection ook. Hij was een anarchist en een zeer interessant persoon (trouwens, vriend en kameraad van Octavio Alberola). Hij schreef verschillende boeken, voornamelijk over “guerrilla urbana” in Barcelona. Zijn fotocollectie is heel bijzonder. Het bevat veel portretten van anarchisten uit verschillende landen. En zeer fascinerende foto’s met betrekking tot de Angry Brigade (een Britse militante, anarchistische groep die in het begin van de jaren ’70 enkele aanslagen pleegde (R.V.). Terwijl ik aan die foto’s werkte, was het erg interessant om na te denken over de rol van fotografie in de anarchistische beweging. Daarna bood het IISG me aan om met de CNT/FAI-foto’s te werken en toen kreeg ik mijn eerste contract bij het instituut.
R.V.: Las cajas de Amsterdam?
A.R.: Nou, ja en nee. Inderdaad, de fotocollectie, samen met de rest van het anarchistische materiaal, werd aan het einde van de burgeroorlog opgeslagen in de houten kisten (toen bekend als cajas de Amsterdam) en naar Nederland gestuurd. Maar de dozen werden vele jaren geleden, in de zomer van 1980, geopend door Rudolf de Jong, de persoon die verantwoordelijk was voor de anarchistische afdeling van het instituut, hij is nu al een tijd met pensioen, en mensen van de CNT.
Hoe dan ook, ik begon aan de originelen te werken (ongeveer 2300 items) en daarna vertelden ze me over het bestaan van de negatieven. Ik herinner me nog de ochtend dat ik, samen met Joke, een hele fijne collega van het IISG, ook al met pensioen, de negatieven uit het magazijn op het IISG haalde. Ik kon het niet geloven. Duizenden celluloidnegatieven uit de burgeroorlog hadden al die jaren in die kamer gelegen zonder dat er iets mee was gedaan. Hoe was het mogelijk?
Ik bleef werken aan de collectie en catalogiseerde ook de nieuwe items. Tijdens het catalogiseren van de afdrukken heb ik ze ook bestudeerd. Maar de foto’s waren niet alleen opnames van de oorlog en de revolutie, ze hadden hun eigen geschiedenis en stelden hun eigen vragen. De eerste: waarom waren ze onbekend? En ten tweede, hoe waren deze belangrijke grafische documenten ongeschonden de tijd doorgekomen? Door te bladeren door de kranten van die periode en de beschikbare bibliografie te raadplegen, en ook andere archiefinstellingen te bezoeken, leerde ik geleidelijk het verhaal van het archief kennen.
Tijdens het proces controleerde ik de originele lijsten van de CNT-FAI-documenten die in 1939 in Parijs waren opgesteld, voordat de kratten naar het buitenland werden verzonden. Honderden fotografische glasplaten waren geregistreerd! Geweldig! Maar waar waren die platen? Later ontdekte ik de platen in twee dozen in een van de opslagruimtes van het Instituut, naast het materiaal dat wachtte om gecatalogiseerd te worden. In de daaropvolgende maanden werden 260 glasplaten aan het zoekhulpmiddel toegevoegd. Dus eindelijk is het Archivo Fotográfico de las Oficinas de Propaganda Exterior (het fotoarchief van het Propagandabureau Buitenland) teruggevonden! Nou ja, niet echt. Een deel van deze foto’s bevindt zich in het documentatiecentrum van de CNT, de Fundación Anselmo Lorenzo in Madrid.
R.V.: Het waren dus niet alleen de collecties van Kati Horna en Margaret Michaelis. Het is veel groter en ouder. Glasnegatieven zijn van begin 20e eeuw.
AR.: Ja, we hebben het over meer dan 2000 foto’s, meer dan 5000 negatieven en 270 glasnegatieven. We mogen niet vergeten dat dit materiaal zelf een archief was: la Archivo Fotográfico de las Oficinas de Propaganda Exterior.
R.V.: Het archief van het Buitenlandse Propagandabureau?
A.R.: Ja, aan het begin van de oorlog creëerde een groep buitenlanders verbonden aan de CNT-FAI de Sección Exterior, geleid door de Duitse anarchosyndicalist Augustin Souchy en gehuisvest in het gebouw van het Regionaal Comité aan de Via Laietana in Barcelona: “la casa CNT”. Vanaf de eerste weken van het conflict beschikte het kantoor over een Sección Gráfica, die zich richtte op fotografie als propagandawapen. De sectie zocht en kocht foto’s van onafhankelijke verslaggevers als de Catalaan Antoni Campañà. Maar ze hadden ook hun eigen interne fotografen, waaronder onze hoofdrolspeler: de Poolse fotografe Margaret Michaelis in 1936, en later de Hongaar, Kati Horna, als freelancefotograaf van januari tot juli 1937.
R.V.: Ik weet dat je twee jaar aan het CNT-FAI archief hebt gewerkt. Kun je me iets vertellen over die ervaring?
A.R.: Jazeker. Het IISG kreeg enorm veel geld van de organisatie Metamorfoze in Den Haag om het CNT-FAI-archief te digitaliseren. Het archief zou ergens buiten het instituut gedigitaliseerd worden en ze hadden iemand nodig om het materiaal daarvoor voor te bereiden. Ze boden me de baan aan en ik zei ja. Dus, van 2017 tot 2019, terwijl ik doorging met mijn onderzoek, tagde ik alle items van CNT/FAI-archief, papier voor papier, bijna 50 meter. Ik vond het heel interessant dat werk te doen.
Tegenwoordig is alles gedigitaliseerd en toegankelijk voor het publiek, maar niet online. Waarom? Het is geen besluit van het IISG. Hoe dan ook, deze baan was een buitengewone kans om in de archieven te duiken en de rol van de CNT-FAI in de burgeroorlog beter te leren kennen. Ik heb prachtige papieren, brieven, publicaties gevonden… En ook controversiële documenten, zoals het mandaat van de CNT-FAI aan Durruti om in november 1936 naar Madrid te gaan om te vechten. En natuurlijk heb ik enkele documenten gevonden die betrekking hebben op Kati Horna en haar officiële band met de CNT-FAI. Zeer uniek geval.
R.V.: Nou, je hebt veel werk verzet, je hebt de hele inhoud van de cajas de Amsterdam doorgenomen.
A.R.: Nou, ik denk het wel… Het fotoarchief en de papieren… Ik ben een gelukkig mens
R.V.: Maar het duurde even voordat de cajas de Amsterdam werd geopend.
A.R.: Zeker. Na een lange reis tijdens de Tweede Wereldoorlog, met tussenstops in Parijs, Harrogate en Oxford, bereikten de kratten in 1947 eindelijk Amsterdam. Maar daar bleven ze nog dertig jaar gesloten, waarin de CNT en FAI moeizaam overleefden tot de dood van dictator Franco. Toen werd de CNT weer legaal en probeerden ze zichzelf te herstellen als een “beweging”. Maar het was niet gemakkelijk, de CNT splitste zich in twee secties … Trouwens, beiden claimden de eigenaar te zijn van het archief … Maar dat is een zeer lang en verdrietig verhaal over het Spaanse anarchisme. Ik verzamelde al die tijd informatie om daarover te schrijven.
R.V.: Je werkt er al een behoorlijke tijd aan. Wat was het meest interessante dat je in de collectie vond?
A.R.: Nou, de brief over Durruti was een verrassing. Het was duidelijk dat CNT-FAI achter die beslissing stond, maar dit document was een officieel bewijs. De brieven van de Spaanse schrijver Pio Baroja aan de anarchistische feministe Ada Marti in de Spaanse Verzetscollectie waren een geweldige ontdekking omdat de brieven zelf zo mooi zijn. Maar natuurlijk zijn Margaret Michaelis en Kati Horna de mooiste ontdekking! En die twee vullen elkaar aan! Over het algemeen wekt Kati Horna meer interesse dan Michaelis. Misschien omdat Horna’s werk beter bekend is? Dat kan zo wezen… In dat verband is het relevant dat in 1998 Jordana Mendelson, curator van de tentoonstelling in Valencia over Michaelis, zich afvroeg waarom het werk van Margaret Michaelis zo “genegeerd” is.
Ik ben bang dat Kati boos zou zijn over deze afwijzing van haar collega [lacht]
RV: Margaret Michaelis ging samen met Emma Goldman (een beroemde frontvrouw van het Amerikaanse anarchisme die Spanje bezocht tijdens de Burgeroorlog (RV)) naar Albalate de Cinca om daar foto’s te maken. Wist Hanneke dat haar dorp, het onderwerp van haar promotie, werd bezocht door Margaret Michalis?
A.R.: Nee, dat wist ze niet. Maar ze was erg blij met mijn ontdekking. We spraken ook veel over haar ervaring in het dorp, over het fluisteren van de vrouwen (nog steeds bang om over de oorlog te praten), over Felix Carrasquer (een anarchistische Spaanse schrijver en pedagoog, geboren in Albalate de Cinca (R.V.). Het is fascinerend hoe dit verhaal door verschillende generaties reist.
R.V.: Ga je hierover schrijven?
AR: Nou, ik ben de tentoonstelling in Spanje aan het voorbereiden, hopelijk deze zomer, en er komt een catalogus in het Engels en het Spaans. Een paar jaar geleden heb ik over Kati Horna gepubliceerd. En het artikel over Michaelis kan ieder moment gepubliceerd worden. Maar je weet hoe de academie werkt… Ik wacht nog steeds. Hoe dan ook, het doctoraat is altijd in mijn gedachten, en de laatste tijd ook een biografie van Kati Horna.
R.V.: En komt de tentoonstelling naar Nederland?
AR: Ik hoop het. Maar alles is bemoeilijkt door de Covid-crisis. Natuurlijk zal ik mijn best doen om hier een goede tentoonstelling te organiseren. De tentoonstelling “Met anarchistische ogen: Margaret Michaelis en Kati Horna in de Spaanse Burgeroorlog” bij de OBA is slechts een heel klein deel van hun werk. Hij staat trouwens nog t/m 31 maart in de bibliotheek! Mensen mogen het niet missen!
R.V.: Je hebt ook een andere kant, je bent zangeres. Ben je nog steeds aan het optreden?
A.R.: Nee, ik besloot in december 2018 te stoppen en mijn eerste album voor te bereiden. Het is grappig, na tien jaar in Amsterdam te zijn geweest, als alles goed gaat, is de tentoonstelling klaar, de catalogus gepubliceerd en zal ik mijn eerste plaat uitbrengen. Dus het is klaar. Ik kan naar huis gaan [lacht]