OP DE VLUCHT VOOR FRANCO
Een reactie plaatsen8 januari 2022 door spanje3639
Journalist Jan van der Ven schreef eerder over de geschiedenis van het Spaanse dorpje Colera waar hij jarenlang zijn vakanties doorbracht, genietend van de Spaanse zon, tot hij de andere kant van het verhaal ontdekte: lees De schaduwzijden van de Spaanse zon ( op deze site: https://spanje3639.org/2021/10/15/6455/)
Deze winter reisde hij naar de Pyreneeën, op zoek naar het verhaal van de dramatische vlucht uit Spanje na de overwinning van de troepen van Franco. Hier onder zijn verslag:
Januari 1939. Barcelona is gevallen. De troepen van generaal Franco marcheren in hoog tempo naar het noorden. Honderdduizenden Catalanen slaan op de vlucht, ze vrezen voor hun leven. Want de wraak van Franco zal meedogenloos zijn, weten ze. De wegen naar de Pyreneeën raken soms verstopt, zo druk is het. Ze willen allemaal naar Frankrijk.
Uiteindelijk zijn er drie vluchtroutes die naar de Franse grens leiden. Eentje loopt via het bergdorpje La Vajol. De drukste weg is die naar de grensplaats La Jonquera. En tenslotte is er de kustweg naar Portbou.
Overal spelen zich tijdens de Retirada chaotische taferelen af. In de winterse kou komen uitgeputte gezinnen doodmoe aan in de Spaanse grensdorpen. De meegebrachte dekens bieden amper bescherming tegen de wind die van over de bergen blaast. Terugkeren is echter geen optie. Want de bloeddorstige troepen van Franco rukken op. Er zit dus niets anders op dan de bergen oversteken.
Meer dan tachtig jaar later lijken de wonden geheeld. Maar wie nu speurt naar het verleden, komt verrassingen tegen. En verhalen die nog steeds niet zijn vergeten.

La Vajol
Joseph Lluis Fernandez stapt als het even kan iedere dag in zijn hoogbejaarde gedeukte Fiat Panda. Hij rijdt de weg omhoog, iedere bocht kan hij na al die jaren dromen. Eenmaal op de top aangekomen, trekt hij zijn alpinopet wat steviger over zijn grijze haren, stapt uit en kijkt hoe zijn monument erbij staat.
Deze dag ligt er een spoor van bloed op de plaats waar begin 1939 duizenden Spanjaarden de grens over trokken naar Frankrijk, opgejaagd door de bloeddorstige troepen van Franco. Het bloed op de grond is afkomstig van een everzwijn, dat enkele uren eerder met een gericht schot om het even kwam en even later in een jeep werd afgevoerd.
Joseph Lluis Fernandez is een van de oprichters van het monument, precies op de grens tussen Spanje en Frankrijk. Aan de voet ervan ligt altijd wel een bosje bloemen met daar omheen gewikkeld een lint van de Catalaanse vlag. Fernandez grijpt iedere gelegenheid om het verhaal van het monument te vertellen met beide handen aan, als een volleerd ambassadeur begint hij te vertellen. Zoals ook vandaag, tijdens deze toevallige ontmoeting.

Het monument is vooral een eerbetoon aan Lluis Companys. Wie in Catalonië diens naam laat vallen, krijgt steevast zijn levensverhaal te horen. Begin 1939 vluchtte Companys naar Frankrijk, hij vreesde als zovelen voor zijn leven. Companys had er reden toe: hij was sinds 1934 president van de Catalaanse regering en wist: eenmaal in handen van Franco was zijn leven niets meer waard.
De vlucht over de Pyreneeën was een succes, Companys streek neer in het veilige Frankrijk en zijn leven leek gered. Maar dat veranderde na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, niet veel later. De Duitsers pakten hem al snel op en leverden hem in september 1940 uit aan Franco. Companys werd in Barcelona in de cel gegooid, vreselijk gemarteld en op 15 oktober 1940 werd hij geëxecuteerd, hij werd 58 jaar.
De vingers van Fernandez glijden langs de in het graniet uitgehouwen letters. Ze houden even stil bij de namen Pau Picasso en Pau Casals, twee mannen die altijd met de Spaanse Burgeroorlog verbonden zullen blijven. Picasso omdat hij zijn woede over de luchtaanval van de Duitsers op het Baskische stadje Guernica in zijn meesterwerk Guernica vorm gaf. Pau Casals omdat hij als wereldberoemde cellist met diepe Catalaanse wortels zijn land verliet nadat Franco er aan de macht was gekomen. Hij zou er nooit meer terugkeren. In 1933 al weigerde hij om in nazi-Duitsland met het Berlijnse Filharmonica op te treden. Op 28 maart 1939, vier dagen vóór het einde van de Spaanse Burgeroorlog, trad hij in de Royal Albert Hall in Londen op om er geld in te zamelen voor uit Spanje gevluchte kinderen. En in 1945 weigerde hij eredoctoraten van de universiteiten van Oxford en Cambridge wegens de steun van Groot-Brittannië aan het Franco-regime. Zo’n man dus. Hij overleed in 1973 op 96-jarige leeftijd in Puerto Rico.
Fernandez kan het gedicht dat onder de namen van Picasso en Casals staat bijna dromen. Het is van de Catalaanse schrijver en historicus Carles Rahola. Vrij vertaald schreef hij:
Het is niet treurig om te sterven.
De dood zou ons niet bang moeten maken.
Het meest trieste dat ons bang kan maken is dat we geen vol leven hebben geleefd.
Hij sterft een kalme dood, alsof hij zijn plicht heeft gedaan.
De wind waait even later de woorden van Fernandez weg, richting Frankrijk en tussen de bergtoppen heerste alleen stilte. Wie door wil naar Frankrijk ziet grote rotsblokken die de weg versperren. Er tussendoor lopen is echter een koud kunstje, maar het Franse gedeelte van de route bestaat louter uit diepe kuilen en door erosie weggespoelde stukken berg. Hoe anders is het aan de Spaanse kant. Fernandez: “De weg hier naar toe was vroeger amper begaanbaar, je kon niet met een auto hier komen. Gelukkig heeft de Catalaanse regering ervoor gezorgd dat er sinds een aantal jaren een prima en goed geasfalteerde weg naar het monument loopt”.
Het asfaltlint naar beneden, naar het dorp La Vajol, voert door statige bossen waar groene wintereiken beschutting bieden tegen de wind. Eenmaal in La Vajol is het niet lang zoeken naar het tweede monument dat herinnert aan de exodus van honderdduizenden Spanjaarden. Aan de rand van het dorp is een parkeerplaats en van daaruit voert een modderige weg naar het monument van de 6-jarige Alicia Gracia die aan de hand van haar vader de Pyreneeën oversteekt.

Er is een kort trillend filmpje van hen te vinden op internet en de foto die van het vluchtende gezin is gemaakt. Die opname is in de loop der jaren uitgegroeid tot een icoon van de Retirada. De foto vat een klein gezinsdrama samen dat zich in de Burgeroorlog afspeelde en waarvan er talloze te vinden moeten zijn. Echter zonder dat daar een foto van gemaakt is.
De foto laat de 6-jarige Alicia te zien, voortstrompelend op een houten kruk. Haar linkerbeen verloor ze in de zomer van 1937 tijdens een bombardement dat vliegtuigen van Mussolini uitvoerden op de stad Monzón in Huesca. Voordat de vliegtuigen hun bommen lieten vallen, telde het gezin vader, moeder en drie kinderen. Na de bomaanval bleek de moeder zwaar gewond te zijn, zij beschermde haar jongste kind met haar eigen lichaam. De moeder overleed twee weken later in een ziekenhuis aan haar verwondingen. Het onderbeen van Alicia was verbrijzeld en moest voor een deel geamputeerd worden. De voet van haar 4-jarig broertje Amadeo moest eveneens geamputeerd worden. Antonio, de 12-jarige zoon, kwam heelhuids uit de aanval tevoorschijn.
Het viertal sloeg begin 1939 op de vlucht voor de troepen van Franco. Een fotograaf legde het groepje vast toen ze de Franse grens waren overgestoken. Later dook deze foto in verschillende internationale media op, als illustratie van het leed dat zij met zich meedroegen, de bergen over naar Frankrijk. Eenmaal over de grens was het leed echter nog lang niet voorbij. De vader verdween in een Frans werkkamp en overleed niet lang daarna. De drie kinderen keerden terug naar Spanje, werden in een weeshuis opgesloten als nakomelingen van ‘roden’ en zagen pas jaren later de foto van hun vlucht
Op een hoge ronde rots iets buiten la Vajol staan sinds 2000 vader en dochter Alicia, in brons gegoten. De rotspartij is intussen voor een deel verdwenen in de groene struiken die er omheen groeien, waardoor het lijkt als of vader en dochter een wandeling maken door het groen. Ze trotseren op de ronde rots de gure wind die vanaf de Pyreneeën naar beneden blaast. De stilte wordt even ruw verstoord door gevaarlijk blaffende kettinghonden die waken over een naburige boerderij. Wie goed kijkt ziet dat Alicia een dikke sjaal droeg tegen de winterse kou uit 1939. Vader Mariano droeg als zoveel vluchtelingen een dikke wollen deken over zijn schouder. In zijn ogen is een heel klein sprankje hoop zichtbaar.

La Jonquera
Niet ver van La Vajol lijkt het einde van de Spaanse Burgeroorlog zich ieder weekeinde te herhalen. In het grensstadje La Jonquera verzamelen zich iedere zaterdagavond vele duizenden Spaanse vrachtwagens, op weg naar Frankrijk en de rest van Europa. Het zondagse reisverbod houdt de chauffeurs echter één dag aan La Jonguera gekluisterd. Hoertjes uit alle landen van Europa en ver daarbuiten dwarrelen dan rond de parkeerplaatsen. De kroegen zitten vol en de supermarkten en de tankstations doen goede zaken. Chauffeurs die van ver komen draaien snel een wasje in een van de vele automaten. Op parkeerplaatsen koken de mannen vaak zelf een potje om zo wat geld uit te sparen.
Tijd om van de natuur te genieten is er niet, alles draait om dat ene moment. Zondag, rond middernacht, klinkt het gegrom van de startende diesels. Ze draaien zich warm om even later de weg op te draaien naar het noorden. Om twaalf uur ’s nachts gaat de Franse grens officieel voor ze open en stormen de vrachtwagens Frankrijk binnen.
In de winter van 1939 was de Franse grens iets voorbij La Jonquera het doel voor honderdduizenden Spanjaarden. Ze sloegen op de vlucht voor de troepen van Franco die nadat ze Barcelona hadden ingenomen, razendsnel naar het noorden optrokken. De Franse regering hield de grens echter lange tijd gesloten. Zo’n massa vluchtelingen zou de stabiliteit in het zuiden van dat land niet ten goede komen. Dat gold vooral voor de aanwezigheid van duizenden soldaten met een communistische, anarchistische of socialistische achtergrond.
De vluchtelingen trokken zich amper iets aan van de Franse bedenkingen en stormden via allerlei routes naar de grens. De internationale gemeenschap voerde intussen de druk op de Franse regering op, want een bloedbad dreigde aan de Spaans-Franse grens. Op 28 januari ging de Franse grens open voor Spaanse burgers en gewonden. Voor de vluchtende soldaten echter bleef de doorgang gesloten.
Naar schatting 300.000 Spaanse burgers trokken in enkele dagen de verschillende grensposten over, zoals de vader van Alicia en zijn gezin. In het stadje Le Perthus, de Franse evenknie van La Jonquera, verdrongen duizenden vluchtelingen zich in de smalle bochtige straatjes, er was geen doorkomen meer aan, het stadje kon de mensenmassa amper verwerken..
Met het openstellen van de grens voor Spaanse burgers was een dreigende ramp echter niet afgewend, want er stonden nog steeds naar schatting 200.000 Spaanse Republikeinse soldaten te trappelen om Frankrijk binnen te trekken. Begin februari 1939 ging de Franse regering voor de tweede keer door de knieën na druk vanuit het buitenland: in de nacht van 4 op 5 februari ging de Franse grens ook open voor Spaanse soldaten, onder de voorwaarde dat ze hun wapens eerst inleverden.
De vrachtwagenchauffeurs die nu voorbij trekken, weten amper wat zich in deze streek afspeelde tijdens de laatste fase van de Spaanse Burgeroorlog. Een bezoek aan het Museu Memorial de l”Exili geeft daar wel een goed beeld van. In de hoofdstraat van La Jonquera zijn de vrachtwagens te horen die over de snelweg naar het noorden denderen. Achter de stalen deur van het museum begint het verleden. Het museum trekt jaarlijks zo’n 20.000 bezoekers, al ligt dat aantal sinds de corona-crisis wat lager. In verschillende zalen wordt op ingetogen wijze stilgestaan bij de vele fases van de Retirada. Er zijn beelden te zien van het opvangkamp in het Franse Rivesaltes onder de rook van Perpignan. Gebruiksvoorwerpen herinneren aan het leven daar, zoals een beker met daarin wat bestek.
Ineens doemt er een ander onderdeel van de exodus op. Een grote foto laat een rij naakte jongemannen zien. Ze zijn gefotografeerd in het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen, kort na hun aankomst. Foto’s van steengroeves laten zien waar ze tewerk gesteld werden. Uiteindelijk werden ruim 7000 Spanjaarden naar Mauthausen gedeporteerd waar ze dwangarbeid verrichtten en een aparte, hechte, gemeenschap vormden. De meesten vonden er uiteindelijk de dood.
En dat terwijl ze in januari 1939 nog dachten via de Franse grens naar de vrijheid te lopen. De Duitse inval in Frankrijk in 1940 veranderde echter alles. Veel gevluchte Spaanse ex-strijders sloten zich aan bij het Franse verzet of doken onder. Communisten en andere linkse ex-strijders die deze stap niet waagden, werden in Franse concentratiekampen opgesloten. Een deel van hen werd vervolgens te werk gesteld aan de Franse westkust, waar ze moesten bouwen aan de Atlantikwall. Toen de Duitsers in de winter van 1942 de collaborerende Zuidfranse regering van generaal Pétain aan de kant schoven en zo de teugels in het zuiden van Frankrijk stevig in handen kreeg, werd een begin gemaakt met het deporteren van Spanjaarden naar Duitse kampen, maar ook joden ondergingen hetzelfde lot.
Niet alle gevluchte Spanjaarden bleven uiteindelijk in Europa. Grote groepen vertrokken via Parijs naar Zuid-Amerika. Mexico nam 22.000 vluchtelingen op, Cuba 2000, Chili 5000 en Venezuela 20.000. De directrice van het Museu Memorial de l’Exili, Margret Townsend, is er helemaal op haar plaats. Haar moeder vluchtte tijdens het einde van de Spaanse Burgeroorlog naar Frankrijk en kwam uiteindelijk in de Verenigde Staten terecht, waar ze trouwde met een Amerikaan. Na allerlei omzwervingen vond dochter Margret later haar Catalaanse wortels terug in haar geboorteplaats La Jonquera. Van achter haar bureau naast de ingang van het museum in dat stadje overziet ze niet alleen de bezoekers, maar ook de enorme hoeveelheid boeken en publicaties over de Retirada. En wie een vraag heeft, kan altijd bij haar terecht.
Het museum graaft niet alleen in de historie van de Retirada. Tot 27 maart van dit jaar bijvoorbeeld is er een speciale expositie over de duizenden Chilenen die hun land ontvluchtten tijdens het bewind van dictator Pinochet die er in 1973 aan de macht kwam na een staatsgreep. De vergelijking met Franco is snel gemaakt: tijdens het brute bewind van Pinochet werden 130.000 tegenstanders gearresteerd en naar schatting 800.000 tot één miljoen Chilenen weken uit naar andere landen.
Hoofdpersoon van dit deel van de expositie is de Chileense Carmen Castillo, die vanuit Cambridge en later Parijs talloze documentaires maakte over de wandaden van de Chileense dictatuur en de pijn van vluchtelingen die elders met hun heimwee door moeten zien te leven. Vaak in de wetenschap dat er nog altijd familie in het land van herkomst leeft.
Het gastenboek van het museum is eigenlijk ook een expositie. Alleen al de landen van herkomst van de bezoekers, geeft een bijna geografisch beeld van de gevolgen van de Retirada. En de pijn is nog steeds voelbaar. Zo schreef de in Frankrijk wonende Rocia Ruiz Lagier in 2015 na een bezoek aan de expositie: “Het is altijd erg aangrijpend om in foto’s deze moeilijke en pijnlijke periode te zien. Ik was toen 12 maanden en mijn moeder moest me dragen. 77 jaar later huil ik nog”.
Portbou
De Spaanse grenssplaats Portbou vormde de derde ontsnappingsroute voor de Spaanse vluchtelingen. Het was een vaak moeizame tocht over de smalle kronkelige kustweg die in de buurt van Portbou steeds steiler wordt. De herinnering aan de Retirada wordt ook in Portbou levendig gehouden. De kleine kiosk van de plaatselijke VVV, met uitzicht op het kiezelstrand en de baai van het stadje, is ook in de wintermaanden bemand. De bezoeker die kenbaar maakt geïnteresseerd te zijn in de plaatselijke oorlogsgeschiedenis, wordt overstelpt met informatie over de laatste weken van de Spaanse republiek.
In Portbou raken de Burgeroorlog en de Tweede Wereldoorlog elkaar. Dat blijkt op de bergrug tussen Portbou en de Franse grensplaats Cerbère. Op de Coll Belitres, waar vroeger norse douaniers de reizigers naar hun paspoorten vroegen, zijn alle grensgebouwen gesloten en beklad met graffiti. Stempelhokjes voor de paspoorten zijn omgetoverd tot leegstaande kantoortjes en het is amper voorstelbaar dat daar de douaniers in gezeten hebben.
In plaats van douaniers stoppen hierboven nu vooral veel Catalanen om met eigen ogen de weg te kunnen zien die de duizenden landgenoten indertijd aflegden om in Frankrijk te geraken. De meesten te voet, een enkeling samengepakt met lotgenoten in een gammele vrachtwagen.
En ineens is daar die steen, vlak naast een reeks officiële monumenten die herinneren aan de Retirada. De steen is wat slordig tegen een rots gemetseld, hier is zeker geen ervaren metselaar aan het werk geweest. Wie in 2016 de steen er aangebracht heeft, blijft al met al een groot raadsel. Het gedicht dat erop staat, in het Catalaans, zal echter nooit verloren gegaan en is een ode aan de Internationale Brigades. De duizenden vrijwilligers die naar het Republikeinse front trokken, maakten bijna allemaal kennis met Portbou. Ze stapten er, komend uit Frankrijk, over in gereedstaande Spaanse treinen.

De ode van de wereldberoemde Engelse dichter John Donne is helemaal op zijn plaats, daarboven op de grens van Spanje en Frankrijk.
Niemand is een eiland
Alleen van zichzelf
Iedereen is een stukje van het vasteland
Een stuk van het geheel
Als een klomp aarde wordt weggespoeld door de zee
Is Europa kleiner
Alsof een klif zou zijn weggespoeld
Alsof het huis van uw vriend
Of van uzelf zou zijn weggespoeld
Het sterven ieder mens maakt mij kleiner
Want ik ben deel van de mensheid
Vraag daarom nooit voor wie de klok luidt
Zij luidt voor u
Pal tegenover de gedenksteen met het gedicht begint een zandweg. Na een paar honderd meter, met uitzicht op de Franse grensplaats Cerbère, eindigt het pad bij een restant van de Tweede Wereldoorlog. Helemaal op de rotspunt, vijf meter verwijderd van Spaans grondgebied, staat een uitkijkpost die de Gestapo daar rond 1942 bouwde. Het goed geconserveerde gebouw staat met de rug naar Cerbère, de ramen zijn gericht op het dal van Portbou en natuurlijk op het enorme internationale treinstation van het stadje.
Vanuit deze locatie konden de Duitsers met hun verrekijkers alle bewegingen op Spaans grondgebied en in de zee nauwkeurig gade slaan. De strak blauwe Middellandse Zee en het werkelijk schitterende uitzicht over de noordelijkste punt van de Costa Brava zal ze amper geboeid hebben.
Met hun verrekijkers zagen de Duitsers ook de begraafplaats van Portbou, die decennia later de laatste rustplaats zou worden voor de Duitse filosoof Walter Benjamin. In september 1940 pleegde de joodse Benjamin er zelfmoord, nadat hij vanuit Frankrijk over de bergen naar Portbou was geklauterd, met als eindbestemming de Verenigde Staten.
Benjamin werd bij aankomst in Portbou aangehouden door de Spaanse politie, maar niet ingerekend. Hij vreesde echter de volgende ochtend uitgeleverd te worden aan Frankrijk en daarmee aan het Zuidfranse regime van generaal Pétain, dat volop collaboreerde met de Duitsers. Dat regime zou hem vervolgens kunnen uitleveren aan de Duitsers met een concentratiekamp als eindbestemming. Benjamin kon deze gedachte kennelijk niet verdragen en een capsule cyaankali maakte op 26 september 1940 een einde aan zijn bewogen leven. Hij werd de volgende ochtend dood aangetroffen in zijn kamer in een klein hotel in het centrum van Portbou.

Zijn stoffelijk overschot is nooit gevonden en zijn dood werd decennia verzwegen door het Spaanse regime. Pas in 1989 werd een monument ter nagedachtenis aan hem onthuld op de begraafplaats van Portbou en kreeg hij symbolisch een graf. Het monument symboliseert de vrijheid die binnen handbereik was. Maar een glazen schot op de trap er naartoe verhinderde het einddoel: de vrijheid. Vanaf de Duitse uitkijkpost is het monument met een gewone verrekijker te zien.