VROUWEN IN HET SPAANSE REPUBLIKEINSE LEGER
313 oktober 2022 door spanje3639
Historica Esther Gutiérrez Escoda herschrijft geschiedenis.

In het kleine Catalaanse dorpje Vilella Alta – waar de Nederlandse Spanjestrijder Evert Ruivenkamp een deel van zijn tijd in Spanje doorbracht – woont en werkt Esther Gutiérrez Escoda. Ruim tien jaar geleden interviewde zij de oude bewoners van het dorpje over de tijd dat de Internationale Brigaden in het dorp verbleven.
Ze werd geboren in Barcelona, in een arbeidersfamilie, heeft drie kinderen en een kleindochter. Van beroep is ze hovenier maar ze is er in geslaagd naast haar werk en gezin haar studie geschiedenis af te maken. In 2010 behaalde zij haar doctoraal en daarna werkte zij aan een proefschrift over de rol van vrouwen in het Spaanse Republikeinse Leger, een studie van ruim 500 pp. Zij studeerde er afgelopen voorjaar summa cum laude mee af. Een van de examinatoren was niemand minder dan dé Britse kenner van de Spaanse Burgeroorlog, Paul Preston. Een opmerkelijke studie met verrassende conclusies.

( zie voor het origineel: https://albavolunteer.org/2022/08/yes-women-did-serve-in-the-republican-army-esther-gutierrez-escoda-sets-the-record-straight/)
Meer dan 80 jaar lang hebben historici de belangrijke rol die duizenden vrouwelijke soldaten gespeeld hebben in het Volksleger van de Spaanse Republiek over het hoofd gezien. Een nieuw proefschrift levert nu een eerste, cruciale bijdrage om daar verandering in te brengen.
“Elke studie over het onderwerp, zelfs door feministische historici, ging ervan uit dat, toen de milities eind 1936 werden ontbonden, het Spaanse Republikeinse leger vrouwen systematisch uit zijn gelederen had uitgesloten. Dat is gewoon niet waar. Ik heb gegevens gevonden over niet minder dan 3.603 vrouwelijke militairen die officieel als zodanig werden erkend door de Republikeinse autoriteiten – en dat is slechts het topje van de ijsberg.”
Esther Gutiérrez Escoda, die geschiedenis studeerde maar het grootste deel van haar leven als hovenier heeft gewerkt, behaalde onlangs haar doctoraat aan de Universitat Rovira i Virgili in Tarragona (Catalonië) met een baanbrekende scriptie over de rol van vrouwen in de militaire verdediging van de Spaanse Republiek tijdens de oorlog van 1936-39.
‘Het grootste deel van het proefschrift was nieuw voor mij’, zegt Paul Preston. ‘Ik was enorm onder de indruk. Het onderzoek is onberispelijk.’ Het proefschrift leverde Gutiérrez Escoda een summa cum laude op; het zal worden gepubliceerd in een handelseditie door Crítica. In juni sprak ik met de auteur.
Je stelt dat het meeste historisch onderzoek naar vrouwen in het Republikeinse leger is ontsierd door 'hiaten en vervormingen'.
“Het meest opvallende was nu juist de volledige onzichtbaarheid van vrouwen in het leger. Historici hebben het bij het verkeerde eind gehad door aan te nemen dat er geen vrouwen in het Republikeinse leger waren. Maar de rol van vrouwen in de oorlog is op nog veel meer gebieden vertekend.”
Drie begrippen spelen daarbij een belangrijke rol: de milicianas, huishoudelijk werk en de achterhoede.
“Vanaf het najaar van 1936 werden de milities, die uit vrijwilligers bestonden, opgenomen in het reguliere Republikeinse leger. Op dat moment noemen historici de mannen niet langer milicianos, maar noemen ze ze soldaten. Maar tegelijkertijd blijven ze de vrouwen milicianas noemen. Dit impliceert ten onrechte dat de vrouwen nog steeds deel uitmaakten van een vrijwillige strijdmacht in plaats van het reguliere leger. Een soortgelijke vertekening deed zich voor bij het beschrijven van de verantwoordelijkheden van de soldaten. Er wordt vaak gezegd dat vrouwen in het leger alleen met huishoudelijke taken waren belast. Maar mannelijke soldaten die als koks, kantoormedewerkers, opzichters of schoonmakers werkten werden verondersteld militair werk te doen. Toen vrouwelijke soldaten de leiding kregen over diezelfde taken, werd hun werk niet langer beschreven als een militaire opdracht, maar eenvoudigweg als ‘huishoudelijke arbeid’.”
Met andere woorden, de interpretaties van historici van zowel de status van vrouwen als hun werk zijn vanaf het begin gendergerelateerd.
"Precies. Hetzelfde kunnen we zeggen als het gaat om het concept van de achterhoede. Historici hebben de neiging om het begrip achterhoede te interpreteren als niet-oorlogsgebied. De waarheid is dat het wel degelijk deel uitmaakte van het oorlogsgebied. Hoewel het verder van de vijand verwijderd was, was het leger er nog steeds dominant. Bij het medisch personeel is iets soortgelijks gebeurd. De vrouwen die als verpleegsters, artsen, dierenartsen of apothekers dienden, zijn omschreven als 'verzorgers', terwijl ze in feite soldaten waren. Hetzelfde geldt voor de vrouwen die dienst deden als telefonistes, telegrafistes en vrouwen die bij de radio werkten. Maar ook zij waren soldaten, volledig geïntegreerd in de telecommunicatiesector van het Volksleger van de Tweede Republiek.”

“Het is duidelijk dat met name de militaire geschiedenis nog steeds gebukt gaat onder bagage uit het verleden, inclusief de veronderstelling dat het leger een uitsluitend mannelijke wereld is. Het is ook waar dat er een discrepantie is geweest tussen militaire historici enerzijds en historici die zich bezighouden met gender anderzijds. Als gevolg hiervan zijn vrouwen over het algemeen uitgesloten van militair-gerelateerd onderzoek. Maar onwetendheid, eenvoudig gebrek aan kennis, speelde natuurlijk ook mee. Het is waar dat het onderzoeken van de rol van vrouwelijke militairen in de Spaanse Burgeroorlog specifieke uitdagingen met zich meebrengt. Er is echt een gebrek aan documentatie. Ten eerste hebben veel vrouwen hun naam “vermannelijkt”, zodat het moeilijk is om ze te identificeren in de officiële documentatie van het leger. Ten tweede zijn de meeste vrouwen die in het leger hebben gediend sindsdien overleden. Er zijn ook veel in ballingschap gegaan of ze zwegen met het oog op de meedogenloze repressie van het Franco-regime.”
Bovendien, zoals je zojuist hebt uitgelegd, worden onderzoekers tegenwoordig geconfronteerd met een vooringenomenheid van tientallen jaren die als het ware in de geschiedschrijving is ingebakken.
“Ja, de geschiedschrijving staat bol van hardnekkige clichés en vooroordelen waar je maar moeilijk van los kunt komen. Toch is het op zijn zachtst gezegd verrassend dat er op dit gebied niet meer onderzoek is gedaan. Het is meer dan 80 jaar geleden! Waarom zijn historici niet nieuwsgieriger naar de vrouwelijke soldaten van de Tweede Republiek?”
Zoals je aangeeft, is een van de grootste misverstanden dat de Republikeinse regering onder Francisco Largo Caballero in de herfst van 1936 vrouwen uit het leger heeft verbannen.
“Dat is niet alleen onwaar, in feite is het tegenovergestelde gebeurd. Naarmate de oorlog vorderde, verplichtten de Republikeinse autoriteiten vrouwen tot militarisering. Het was Largo Caballero, in oktober 1936, die voor het eerst de medische diensten militariseerde. Vanaf dat moment werden vrouwen geleidelijk gemilitariseerd tot januari 1939, toen premier Juan Negrín alle overgebleven vrouwen die nog niet gemilitariseerd waren bij het leger betrok.”
Waarom is dat decreet van Largo Caballero van oktober 1936 zo lang verkeerd opgevat?
We mogen niet vergeten dat het eerste werk over de rol van de milicianas, van Ingrid Strobl, eind jaren tachtig, vanuit de gevangenis werd geschreven en uitsluitend gebaseerd was op bronnen in het Engels en Duits. Stroble kon niet over archieven beschikken, zelfs het beroemde oktoberdecreet van Largo Caballero had ze niet. Als ze het originele document had geraadpleegd, had ze zich bijvoorbeeld gerealiseerd dat Largo het niet had kunnen gebruiken om vrouwen uit de milities te verwijderen, aangezien hij geen zeggenschap had over de milities, die immers werden gecontroleerd door de vakbonden en de politieke partijen, niet door de overheid. De waarheid is dat Largo’s decreet geen vrouwen uit het Republikeinse leger verdreef. Het legde eenvoudigweg de procedures vast waarmee het Volksleger zou worden gevormd. Daarom moet het juist worden gelezen als het eerste decreet waarin wordt opgeroepen tot een verplichte militarisering van vrouwen die in de oorlog dienen. Het probleem is dat de meeste latere studies Strobl als uitgangspunt hebben genomen, inclusief haar verkeerde lezing van het Oktoberdecreet. Dit maakte Largo Caballero tot de bad guy. Soms vraag ik me af of dat slechts een misverstand was of een opzettelijk verkeerde interpretatie.”
Wat kun je zeggen over de rol van vrouwen in de Internationale Brigaden?
“Ook zij zijn overschaduwd door de mannen, wier inzet voor de verdediging van de Tweede Republiek op grote schaal is gedocumenteerd en erkend. Nog steeds is het erg moeilijk om te schatten hoeveel niet-Spaanse vrouwen in het Volksleger hebben gediend. Er is in de archieven veel minder te vinden over de vrouwen dan over de mannen, er zijn heel weinig interviews of getuigenissen. Het feit dat veel vrouwen Spaanse namen hadden aangenomen, maakt de zaak nog ingewikkelder. De “dinamitera” Josefa Pérez Herrera bijvoorbeeld – van de beroemde XIV Brigade, een eenheid die uitsluitend achter de vijandelijke linies werkte – was in feite Elizaveta Parshina, een internationale vrijwilliger uit de Sovjet-Unie.
En als deze vrouwen al überhaupt in de geschiedschrijving worden genoemd, is dat vaak alleen als “metgezellen” van mannen. In andere gevallen worden ze vermeld als verpleegsters terwijl ze in feite soldaten waren die in een medische eenheid dienden. En hoewel het waar is dat veel internationale – en Spaanse – vrouwen dienden in de medische eenheden van de Internationale Brigades beschrijf ik ook vele andere die frontsoldaten, chauffeurs, apothekers, leraren, enzovoort waren.
Er waren ook verschillen. Veel Spaanse vrouwen gebruikten een mannennaam maar veel buitenlandse vrouwen namen juist een Spaanse naam aan. Een belangrijker verschil is dat de buitenlandse vrouwen die zich bij de IB aansloten vrijwilligers waren. Dit betekende dat als een vrouwelijke soldaat in de IB wilde vertrekken, ze alleen haar superieuren op de hoogte hoefde te stellen. Voor de Spaanse vrouwelijke soldaten lag dat anders. Als ze hun post verlieten, werden ze, net als hun mannelijke collega’s, beschuldigd van desertie. Men nam aan dat hun dienstneming ‘voor de duur van de campagne’ was, dat wil zeggen tot het einde van de oorlog. Vrouwen die werden opgeroepen voor dienstplicht en zich niet meldden, werden ook beschuldigd van desertie.”

Je beschrijft dat na het einde van de oorlog veel vrouwen bleven vechten in de maquis, in de guerilla.
“We kunnen het na-oorlogse verzet, de maquis, niet begrijpen zonder de vrouwen, net zoals we de ontwikkeling van het Volksleger niet kunnen begrijpen zonder hen. Om het nog erger te maken: de maquis is aanvankelijk vooral beschreven door pseudo-historici die voor Franco waren en vervolgens moedwillig vergeten en in de doofpot gestopt in de zogenaamde overgang naar de democratie. De waarheid is dat de guerrillaoorlog na april 1939 een voortzetting was van de burgeroorlog. Het Franco-regime bestempelde het verzet als 'bandieten' in een poging de gewapende strijd te depolitiseren. Maar de mensen van het verzet waren geen bandieten of terroristen. De vrouwen die in de guerrilla dienden waren voormalige soldaten van het verslagen Volksleger of vrouwen die de Franco-repressie ontvluchtten. Veel van de vrouwen die ik in mijn proefschrift beschrijf, vochten van juli 1936 tot begin 1939 en zetten daarna de strijd voort in de Spaanse maquis, in het Franse verzet tegen de nazi's, of als spionnen en saboteurs tijdens de Tweede Wereldoorlog.”
Tegelijkertijd wijs je er op dat de vrouwen die in het Republikeinse leger hadden gediend te maken kregen met harde repressie door de Franco-dictatuur.
“Die repressie was pervers, onmenselijk en wreed. Als dochter en kleindochter van slachtoffers van de dictatuur, moet ik bekennen dat ik het heel moeilijk vond om het hoofdstuk te schrijven over de necrofiele terreur die het Franco-regime op de overwonnenen losliet. In één woord samengevat: horror.
De repressie waarmee vrouwen in de jaren direct na de oorlog mee te maken kregen – met zijn echo’s van het middeleeuwse, inquisitoire katholicisme – kan niet worden vergeleken met die van hun mannelijke tegenhangers. Verkrachtingen waren heel gewoon, net als kaalscheren, martelingen, beschimpingen, vernederingen en moorden. Bovendien werden vrouwen die werden beschuldigd van misdaden stelselmatig beroofd van hun kinderen. Dit soort onmenselijke behandeling werd door het Franco-regime specifiek aan vrouwen opgelegd. Mannen werden gewoon gemarteld, vermoord of veroordeeld tot gevangenis of dwangarbeid. In die zin was de Franco-repressie duidelijk gedifferentieerd naar geslacht.”
Je onderzoek heeft veel nieuws opgeleverd
“Dat weet ik niet zo zeker. Vreemd genoeg heb ik, nu ik mijn proefschrift af heb, vooral het gevoel dat het dat het meeste, zo niet al het werk nog gedaan moet worden. Ik heb alleen het topje van de ijsberg bloot gelegd. Zoals ik al eerder zei, kon ik 3.603 vrouwelijke soldaten identificeren. Maar dat is uitsluitend gebaseerd op de officiële bulletins van de Republiek: de Gaceta de la República en de Diario Oficial del Ministerio de Defensa Nacional. Ik geloof oprecht dat als we vrouwelijke soldaten de erkenning willen geven die ze verdienen, we de militaire geschiedenis van de Tweede Republiek helemaal opnieuw moeten schrijven. De stilte verbreken, de onzichtbaarheid opheffen, het vrouwelijke gezicht van de strijd laten zien: dat is wat we onze voormoeders verschuldigd zijn.”

Wat een waardevol artikel wederom
LikeLike
Wat een fantastisch onderzoek van Esther Gutiérrez Escoda naar de onzichtbaar gebleven of gemaakte vrouwelijke militairen in het Republikeinse leger! Dank voor dit interview. Waar hun mannelijke collega-militieleden na een tijd tot ‘soldaten’ werden gepromoveerd bleven zij altijd ‘militielid’. Waar de mannen die in het leger kantoorwerk deden, kookten, chauffeur waren of schoonmaakten altijd ‘militair’ werden genoemd, heetten de vrouwen met hetzelfde legerwerk ‘typiste’ of ‘huishoudelijke hulp’. Een belangrijk decreet van president Caballero over de reorganisatie van het Republikeinse leger werd ook daarom tot vandaag aan toe vrouwonvriendelijk geïnterpreteerd. En de rol van vrouwen in het ondergrondse verzet na de overwinning van Franco en de straffen die zij daarvoor kregen (verkrachting, vernedering, afname van hun kinderen) werden nauwelijks beschreven. Het doet erg denken aan de manier waarop bij ons vrouwen tijdens de Tweede Wereldoorlog hoogstens ‘koerierster’ werden genoemd en zeker niet geschikt werden geacht een verzetsgroep te leiden (Jacoba van Tongeren, de ‘Bonnenkoningin’ met haar Groep 2000).
LikeLike
Geweldig dat zo’n onderzoek licht werpt op de vergeten bladzijden van de Spaanse Burgeroorlog. En dat zijn er nogal wat blijkt uit dit relaas. Hulde!
LikeLike