Janrik Van Gilse
Een reactie plaatsen10 mei 2016 door spanje3639
Direct na de Tweede Wereldoorlog werd door de krant de Waarheid een verzameling documenten aangelegd met behulp van oproepen aan de lezers om gegevens op te sturen over ‘alle kameraden die in de strijd tegen den Duitschen bezetter hun krachten en leven hebben gegeven’. De bedoeling was om daarover een boek te publiceren: een Gedenkboek, dat om onduidelijke redenen nooit gepubliceerd zou worden.
In een oud exemplaar van het tijdschrift Politiek en Cultuur (april 1995) staat een artikel over dit Gedenkboek ’40 – ’45 , geschreven door Jos van Dijk en Marinus Ernsting, waarin de Spanjestrijder Janrik van Gilse aanbod komt en ook andere Spanjestrijders zoals Jeanne Schrijver (1907-1942) genoemd worden. Hieronder volgt de tekst
Janrik Van Gilse
Janrik van Gilse had de leiding van ‘De Mil’, een gewapende verzetsgroep van communisten die in 1943 opging in de Raad van Verzet. Van Gilse was net als zijn vriend Max Meijer, Mil-leider in Amsterdam, oud-Spanje strijder. In maart 1944 werd hij in Den Haag gegrepen toen hij aanbelde bij een woning waar de SD kort tevoren een inval had gedaan. Hij trachtte te ontsnappen, maar werd neergeschoten en overleed bijna onmiddellijk. Max Meijer heeft na de oorlog zijn herinneringen opgeschreven en deze tekst is in het archief van het Gedenkboek bewaard gebleven.
Omstreeks juni ’41 kreeg ik bericht van Jeantje Schrijver dat Janrik mij wenste te spreken. Enige dagen later vond deze ontmoeting plaats op het kamertje dat Jeantje bij haar zuster in de P. v.d. Doesstraat had. Janrik deelde mij mede dat hij opdracht van de partij-leiding had om samen met mij en nog een kameraad het verzet te gaan organiseren door het oprichten van sabotagegroepen. Wij zouden hiervoor een bespreking hebben ergens in Nederland. Voor deze bespreking moesten wij naar Gouda reizen, de rest lopen. Janrik zou zorgen dat we bijtijds een door hem getekend kaartje zouden ontvangen waarop route en huis stonden aangegeven. Dit kaartje ontvangen hebbende heb ik het grondig bestudeerd en ben ’s ochtens vroeg op reis gegaan. Dit ging destijds nog gemakkelijk. Persoonsbewijs had ik niet, daar ik reeds was ondergedoken toen deze uitgereikt werden. Met vervalsen zijn we eerst enige tijd later begonnen.
In Gouda aangekomen zag ik een man staan die eenzelfde kaartje bestudeerde als ik bezat. Ik dacht “dat is onze derde man”, gaf echter geen draad en wandelde verder tot ik mijn doel bereikt had. Hier wachtte Janrik mij op en bracht mij in een klein tuinhuisje gelegen aan een der Reeuwijkse Plassen. Dit huisje was als werkkamer ingericht door een met Janrik bevriend componist. Enige tijd later kwam onze derde man (Gerben Wagenaar) ook aan en kon onze bespreking beginnen. Janrik deelde ons mede wat de bedoeling der Partijleiding was en wij bespraken de verschillende zaken die we te doen hadden om ons werk zo goed mogelijk te doen slagen. Het laatste wat we deden voor wij uit elkaar gingen om aan het werk te gaan was de namen te bedenken waaronder we zouden gaan werken. Janrik, origineel als hij was, zei dat 70% der Nederlandse bevolking Jan heette en dat hij dus zijn naam niet zou veranderen. Gerben noemde zich Klaas, welke naam hij later verwisselde voor Freek. Ik zelf zei dat, daar Max toch niet mijn echte naam was, ik dus maar Max zou blijven.
Van deze dag af begon ons werk met alle moeilijkheden daaraan verbonden. In dit werk hebben wij vele goede kameraden leren kennen en ook vele verloren. Ik denk aan oude makkers als de Oud-Spanjestrijders Krijn Breur, Henk Prins en vele anderen.
Op zekere dag kregen we bericht dat Janrik verdwijnen moest daar hij en Truus met foto in het politieblad stonden. Dit was voor Janrik heel erg, binnen te moeten blijven. Wat hij echter het ergste vond was korte tijd hierna, toen ik hem met Jan Schouten uit Wageningen in Den Haag bij Rhijn Feith opzocht om zijn pistool te halen dat we nodig hadden. Ik hoor Janrik nog zeggen: natuurlijk geef ik het, maar denk eraan, dit is het ergste wat mij gebeurt, dit pistool is mijn beste vriend. Een maand of drie hierna had ik een tref in de Oude Manhuispoort met Gerrit Kastein. Hij begroette mij met de woorden: dit is de laatste tref die ik met jou heb, het wordt voor jou te link, jouw foto prijkt naast die van Janrik en Truus in het politieblad. Ga maar naar Ben Polak daar heb ik het blad voor je afgegeven. Hierna moest ik ook van de vlakte verdwijnen.
Hierop volgden de beroerdste maanden van de illegaliteit, afgesneden te zijn van het werk waar je aan begonnen bent en gedoemd tot nietsdoen. Eindelijk kwam de dag dat de partij mij weer terugriep. Ik kreeg een tref door, op de prinsengracht bij de Prinsen bioscoop. Na ongeveer een paar minuten gewacht te hebben zag ik het bekende glunder lachende gezicht van Janrik verschijnen en dra waren we druk in gesprek en zat ik er weer middenin. Het werk was intussen zeer uitgebreid. Onze oude Mil groepen bestonden niet meer, wij waren toegetreden tot de Raad van Verzet en kregen veel meer contacten met mensen van andere groeperingen. Gerben, nu Freek geheten, was hiervan de Landelijke Commandant. Spoedig zaten wij weer middenin het werk en had ik regelmatig met Janrik contact.
Op de noodlottige 28 maart [1944] had ik een bespreking met Janrik, waarna hij naar Den Haag moest. Ik herinner me nog goed dat toen ik hem naar het Centraal Station bracht, wij over de mensen die hij moest ontmoeten spraken en hij zelf zei: op dat adres komen eigenlijk te veel mensen. Wij maakte een afspraak voor de volgende dag. Ik stond toen te wachten en toen Janrik niet kwam had ik een bang gevoel. Het was wel eens meer gebeurd dat wij elkaar niet troffen, dan vloekte je eens en kreeg later bericht voor een nieuwe afspraak. Mijn vrees die dag was echter niet misplaatst. Ik zou Janrik nooit meer zien.
Jan, ik weet nog onze eerste ontmoeting. Het was in Barcelona op de Hans Beimler herdenking waar ik naast Jeantje Schrijver zat. Dit doet mij denken aan de laatste regels van het Hans Beimler lied:
Du bleibst in unsrem Leben
Den Feind wird nichts vergeben
Hans Beimler, Kamerad
Janrik, ook jou zullen wij nimmer vergeten.
MAX MEIJER